538
18 November 1893.
Aan die beide hoofdvereischten voldoet de tegenwoordige
kleeding niet. De blinkende helm, de vele schitterende
knoopen, het glimmende sabelgevest, zij allen te zamen
doen den agent reeds in de verte herkennen, terwijl
daarbij dat schitterend, blinkend en glimmend moeten
houden van een en ander, den drager een voortdurende
zorg en altijd vervelend en vrij nutteloos werk bezorgt.
Daarbij is de snit, vooral van de dagelijksche jas, alles
behalve mooi.
Die bedenkingen gaven aanleiding tot den wensch de
agenten te kleeden en te wapenen, zooals b.v. die van
's-Gravenhage, wier eenvoudig en deftig uiterlijk dadelijk
in 't oog springt. Voortsom de agenten zooveel mogelijk
te behoeden tegen den invloed van den regen, wordt
voorgesteld hen te voorzien van voor regen ondoordring
bare schoudermantels, welke bij twafelachtig weer, opge
rold, over den rug gedragen kunnen worden.
Ook wenschte men den inspecteur gekleed te zien,
zoodanig dat dadelijk in hem een politiedienaar te her
kennen is.
Het tegenwoordige onderscheidingsteeken is ietwat te
eenvoudig.
Antwoord.
Zoover bekend, worden nergens dan in Den Haag
politie-agenten aangetroffen met doffe kleeding, waaraan
burgemeester en wethouders niet gaarne de voorkeur
zouden zien geven.
Wat de voor den regen ondoordringbare schoudermantels
betreft: deze zijn vroeger in gebruik gesteld, doch als
ondoelmatig weer afgeschaft.
Niet is het burgemeester en wethouders bekend, dat
ergens een inspecteur van politie ambtelijke kleeding draagt.
Die kleeding wordt enkel gedragen door de onder-inspec
teurs, welke zooveel zijn als hier de hoofdagenten.
De voorzitter zegt nader gezien te hebben, dat de jassen
(}er politie-agenten in den Ilaag van 10 metalen knoopep