28 Januari 1893.
55
heeft daarover eene conferentie gehouden met den in
genieur der waterleiding J. Schotel, en is eenstemmig
van meening dat die behoort te worden aangenomen,
als wordende die voorwaarde door den ingenieur Schotel,
blijkens zijne hierbij overgelegde missive van 25 Januari jl.,
N°. 213, voor de gemeente alleszins aannemelijk geacht,
weshalve hij in overweging geeft aan den gemeenteraad
voor te stellen, ten spoedigste tot de aanneming te be
sluiten, als motieven daartoe aanvoerende de nadering
van het werkseizoen, de zeer lage ijzerprijzendoch niet
minder de zeer gunstige voorwaarden door den Minister
gesteld, die een spoedig besluit door den Raad wensche-
lijk maken.
De Commissie zich met dit advies vereenigende en de
motieven voor eene spoedige aanneming erkennende, heeft
mitsdien de eer den Raad te adviseeren:
Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het
sluiten der definitieve overeenkomst met den Minister van
Financiën, ten einde ten spoedigste tot den aanleg dei-
waterleiding te kunnen overgaan.
Aldus geadviseerd in de raadsvergadering van
den 28ste» Januari 1893.
De Commissie voornoemd
J. H. VAN MIERLO, voorzitter.
Ed. GULJE.
F. BACKER.
J. J. NELISSEN.
Mr. M. VAN DAM.
De voorzitter dankt de commissie en inzonderheid haren
rapporteur voor het uitgebracht verslag, en drukt daarbij
den wensch uit, dat de zaak vruchtdragend voor de ge
meente zal zijn en de commissie eer en genoegen daarvan
zal smaken.