22 December 1893.
601
De heer Rombouts verklaart zich niet te kunnen ver
eenigen met het voorstel van de Gedeputeerde Staten om
de jaarwedde van den burgemeester te verhoogen. Een
secretaris moet van zijn ambt kunnen leven en wordt
daarom gesalarieerd. Een burgemeester wordt enkel gein-
demniseerd. Voorts wijst spreker op den toestand der finan
ciën, die tot zoo groote bezuinigingen bij het opmaken dei-
jongste begrooting geleid hebben.
Den heer Heijlaerts spijt het zijn collega zoo te hooren
spreken. Allen weten zegt spreker op hoe uit
stekende wijze de burgemeester zijn ambt vervult. In de
sectiën tot onderzoek der begrooting was men er voor,
de wedde te verhoogen. En nu de Gedeputeerde Staten
in dien geest handelen, zou de Raad er weer tegen zijn.
In alle geval zou spreker de beslissing aan den burge
meester zeiven wenschen over te laten.
De heer Van Dam geeft in overweging, het voorstel
verder in besloten vergadering te behandelen.
De heer Rombouts wenscht, voor hel geval de deuren
mochten gesloten worden, allereerst nog in het openbaar
te zeggentot voorkoming van misverstanddat de heer
Heijlaerts in het onderhavig geval niet genoeg den
persoon van de zaak scheidt. Spreker huldigt gaarne de
kunde en werkzaamheid van den heer Guljé, maar zijn
post van burgemeester is een eerepost. En van dat stand
punt wordt de zaak door spreker beoordeeld.
De heer Scheltus meent dat juist omdat niet de persoon
maar het ambt besproken wordt, de zaak in openbare
vergadering kan behandeld worden. Spreker is er in het
algemeen niet voor om zaken aan de openbare behande
ling te onttrekken en verklaart dan ook het gevoelen van
den heer Van Dam niet te steunen.
De heer Teyciiiné is het eens met de zienswijze van
den heer Rombouts. De betrekking van burgemeester is