602 22 December 4893. eene eerebetrekking, en verhooging van wedde houdt geen verband met den toestand der financiën. De heer Van Dam trekt zijn voorstel, als niet onder steund wordende, in. De heer Mathon is het oneens met de beschouwingen van de heeren Rombouts en Teychiné. De betrekking van ourgemeester is wel is waar eene zeer eervolle be trekking de burgemeester is de eerste persoon in de gemeente maar het blijft altijd een post, die niet geïndemniseerd maar gesalarieerd wordt. Tot op het oogenblik vergoedt het rijk den burgemeester niet de dienstenwelke hij als zoodanig aan het rijk bewijst. De betrekking van burgemeester is een ambt. En dan moet men vragen: Is de wedde daaraan verbonden voldoende? Spreker meent die vraag stellig ontkennend te moeten beantwoorden. Voorts wijst spreker op de allerwegen door Gedeputeerde Staten op touw gezette beweging tot ver betering van de jaarwedden der burgemeesters en ver klaart ten slotte dat alle grond aanwezig is in te gaan op het voorstel van de Gedeputeerde Staten. In het algemeen zegt de heer Bloemarts is voor de beschouwingen van den heer Mathon veel te zeggen. Spreker beschouwt het als een voordeel voor de gemeente, dat Breda een burgemeester heeft als de tegenwoordige, en gelooft dat de Raad volkomen in zijn geest zal handelen, door niet te treden in het voorstel van verhooging. Een tegenovergesteld besluit zou den burgemeester, die den toestand der financiën kent, grieven. De heer Van Dam is het eens met de opinie van den heer Rombouts en gelooft wel dat de meeste leden die opinie deelen De Raad heeft den tijd niet geschikt geacht minderen ambtenaren verhooging toe te kennen en nu zou het niet juist gehandeld zijn, de jaarwedde van den burgemeester te verhoogen. Dat zou geen goeden indruk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 602