f>08 22 December 1893. De heer Oukoop ziet niet het nut in van het exploiteeren der waterleiding buiten de gemeente. En waar is vraagt spreker de grens? De heer Rombouts zich plaatsende op hygiënisch stand punt betoogt dat het een Bredaasch belang is om aan de beide aanvragende firma's water te leveren, al ware het desnoods om niet. Tweemaal vertoonde zich de cholera het eerst in een der meergenoemde fabriekenterwijl velen harer werklieden in Breda wonen. Bovendien leidt de gemeente geen schade er door. Alzoo treedt bij spreker op den voorgrond niet het financieel maar het hygiënisch belang voor de gemeente. De bezwaren van den heer Oukoop houden verband met het tweede punt, dat later kan in overweging genomen worden. De heer Bloemarts zegt diepen eerbied te gevoelen voor beginselen, maar wil gaarne verklaren, dat hier zijne opinie enkel beheerscht wordt door hetgeen het belang der gemeente vordert. Spreker kan niet inzien dat door het eerste voorstel aan te nemende gemeente zichhetzij wettelijk, hetzij moreel, bindt tegenover anderen. De gemeente blijft volkomen hare vrijheid behouden. De heer Van Dam beveelt aan de tapkraan te plaatsen op het binnenterrein der fabrieken. Daardoor zal alle schijn van bevoorrechting tegenover particulieren vermeden en consequent gehandeld worden. De heer Rombouts is het niet geheel eens met deze zienswijze, welke daarentegen gedeeld wordt door den heer Teychiné, die mede de kranen wenscht geplaatst te zien in de tabrieken. Voorts verklaart laatstgenoemde spreker er voor te zijn, uitsluitend water te leveren aan de twee fabrieken in het voorstel genoemd. De heer Sassen zegt dat het voldoende blijktdat beide voorstellen samenhangen en herhaalt zijn voorstel om de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 608