18 Februari 1893. 63 „het publiek, heeft bezwaar ontmoet. Het bestuur der „Sociëteit meende zich voorshands verzekerd te kunnen „houden, dat hare leden een voorstel daaromtrent niet „zouden goedkeuren. 7°. „Bepaald kan worden, dat verbouwing of bijbouw „niet zal mogen plaats hebben zonder goedkeuring van „den gemeenteraad. De voorzitter vraagt, of iemand der leden omtrent deze zaak het woord verlangt De heer Van IIal stelt daarop voor, de behandeling daarvan aan te houden tot de volgende vergadering. Wel is het dagelijksch bestuur bekend met de bijzonderheden maar niet de Raad. 't Geldt een onderwerp waar heel Breda belang bij heeft, doch voor zich is spreker niet genoeg daaromtrent gesaisisseerd. Het komt hem voor, dat het wenschelijk is een dag of veertien te wachten, en inmiddels de stukken ter visie te leggen voor de leden. De heer Rombouts verklaart dien wensch niet te deelen. Immers de zaak is reeds zoo lang van alle kanten bezien. Meer bijzonderlijk geldt het nu de vraag of de voorwaar den kunnen goedgekeurd worden. Wil men dit jaar nog vrucht zien van de zaak, dan moet zij spoedig behandeld worden. En het belang van het Valkenberg zelf is daarbij betrokken. Het geheele onderwerp wordt echter beheerscht door de vraag: Is de gemeente genegen, grond aan de Groote Sociëteit af te staan of niet? De voorwaarden acht spreker billijk. De heer Van Dam geeft in overweging de beslissing acht dagen aan te houden. Naar te voorzien is zullen de discussies vele zijn, en binnen den gestelden tijd kan alsdan eerst nog onderzoek plaats hebben. Het is b v. de vraag, of de Sociëteit bij buitengewone gelegenheden het Paviljoen ook niet voor anderen dan de leden zal moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 63