04 18 Februari 1808. openstellen. Al is op urgentie gewezen, acht dagen is slechts een kort tijdverlies. De heer Heijlaerts ondersteunt het gevoelen van den heer Romboijts. 't Voorjaar is er en de tijd van planten en bouwen is alzoo gekomen. Ook spreker acht de voor waarden billijk, 't Publiek dat vroeger van de muziekuit voeringen in het Valkenberg genoot, zal opnieuw de gelegenheid hebben daarvan te genieten. En last not least, er zijn gewichtige redenenom het verzoek der Groote Sociëteit toe te staan. De heer Sassen vraagt, of er bepaalde voorstellen zijn? De heer Guljé antwoordt, dat, ingevolge opdracht van den Raad, Burgemeester en Wethouders geconfereerd heb ben met het bestuur der Groote Sociëteit, en dat de overgelegde voorwaarden uitdrukkenwat het genoemd bestuur van de leden der Sociëteit zal kunnen verkrijgen. De Sociëteit zal hebben aan te gaan eene leening van f 10,000 en de contributie harer leden moeten verhoogen met f 2,50. Hiermede in verband heeft het dagelijksch bestuur bij de bespreking der voorwaarden niet kunnen verkrijgen, dat het Paviljoen op zekere dagen ook voor het publiek zal worden opengesteld, tenzij bij nationale feesten, congressen of andere dergelijke gelegenheden. De heer Teychiné verklaart de zienswijze te steunen van de heeren Van Hal en Van Dam. Een uitstel van acht dagen kan in geenerlei zin een beletsel zijn om het verlangde tot stand te brengen. Daarop brengt de voorzitter het voorstel om de zaak acht dagen aan te houden in stemming, waar van de uitslag is, dat dit verworpen wordt met 8 tegen 6 stemmen. Vóór waren de heeren: Van Hal, Teychiné, Klep, Van Dongen, Verschraage en Van Dam.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 64