18 Februari 1893.
65
Tegen de heeren: Rombouts, Vreede, Oukoop, Sassen.
Guljé, Backer, Heijlaerts en de voorzitter.
(De heer Mathon was nog niet ter vergadering tegen
woordig.)
De heer Van Hal betuigt zijn leedwezen over het ge
vallen votum. Bij de plaats gehad hebbende bespreking is
gewezen op urgentie. Op dit punt kan spreker gerust zijn,
want altijd en nog laatstelijk bij de behandeling der
begrooting is door hem er op aangedrongen spoed te
betrachtenten einde het Valkenberg naar het grondplan
te voltooien. En wanneer hij nu tijd van beraad verlangd
heeft, was dit enkel om de strekking der voorwaarden
beter te leeren kennen, doch zulks is hem niet mogen
gelukkenwaarvan het gevolg isdat dit van ongunstigen
invloed zal zijn op de door hem uit te brengen stem
zoover betreft het uitsluitend genot. Spreker herinnert
aan de zienswijze ten deze van wijlen den biaven mr. Pels
Rijcken, die, zonder de Sociëteit te schaden, de rechten
der burgerij erkende, en waarmede hij zoo gaarne heeft
ingestemd. Als spreker vrijmoedig zijne gevoelens bloot
legt, verschuilt zich daarbij niet de minste hostiliteit
jegens de Sociëteit, maar ontkennen kan hij niet, dat hij
liever een gebouw in het Valkenberg had opgericht ge
zien ten koste der gemeente, al had dit haar eenig offer
gekost, en zulks ten gerieve van de geheele burgerij.
(De heer Matiion komt ter vergadering.)
De heer Van Dam betuigt mede een voorstander te zijn
van het gemengd gebruik van het Paviljoenen verklaart
te zullen stemmen tegen het voorstel van uitsluitend ge
not, ook omdat de tijd van onderzoek hem ontbroken
heeft. Op een bijzonder punt wenscht spreker de aandacht
te vestigen. Er is wel overgelegd eene nota, bevattende
de slotsom van de besprekingen met het bestuur der