68 18 Februari 1893. viljoen, één, twéé of drie dagen in de week voor het publiek zal worden opengesteld. Het gaat z. i. niet aan, met voorbijgaan der rechten van het publiekhet gebruik uitsluitend te laten aan de Sociëteit. De heer Romboijts zegt, dat toen aanvankelijk het denkbeeld gevormd werd om van gemeentewege een gebouw in het Valkenberg te stichtende overtuiging bij hem levendig was, dat het eene onmogelijkheid zoude zijn het tot de verlangde beslemming te brengen. Immers wanneer men iets verhuurt, moet men over het gehuurde vrij kunnen beschikken En wanneer men nu aan de Sociëteit de verplichting oplegt, om het door deze te stichten ge bouw ééns of meermalen in de week aan een ander af te staan, dan is dat eene voor haar onaannemelijke voor waarde. De Sociëteit is verantwoordelijk voor het gehuurde, maar dan wil zij ook daarover de vrije beschikking heb ben De verlangde voorwaarde zal niets opleveren dan eene reeks van onaangenaamheden. Spreker zegt er altijd benieuwd naar geweest te zijn, als een gebouw door de gemeente in het Valkenberg ware geplaatst geworden, hoe het zou gegaan zijn met de voorwaarden van inge bruikstelling. De heer Mathon sluit zich aan aan het gesprokene door den heer Rombouts. Wanneer eenmaal de Sociëteit den grond in pacht heeft, dan moet zij daarover eigenmachtig kunnen beschikken. De beperkende voorwaarde waarvan sprake is kan zij niet aannemen. En toch is deze niet af te keuren, want het is vrijwel de algemeene wensch dat de Sociëteit niet uitsluitend het genot van een gedeelte van het Valkenberg zal hebben, maar dit kome ten bate van alle Bredanaars. De heer Teychiné wijst op het park te Maastricht, dat dan bij de Sociëteit dan bij het publiek in gebruik is, zonder dat hij ooit heeft kunnen waarnemen, dat daaruit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 68