18 Februari 1893. «9 misnoegen voortsproot. Breda kan den grond verhuren aan de Sociëteit, enkel voor het gebruik h. v. gedurende vier dagen in de week. De heer Heijlaerts meent dat dit enkel mogelijk zou zijn in het geval, dat de gemeente het gebouw stichtte. Maar nu plaatst de Sociëteit het gebouw voor eigen reke ning. En hoe kan daarmee samengaan het in gebruik stellen van het Paviljoen gedurende enkele dagen voor het publiek Gaarne erkent spreker dat het Valkenberg is voor alle Bredanaars, maar dewijl de Sociëteit op eigen kosten bouwt, moet zij ook uitsluitend de beschikking over het Paviljoen hebben. Misschien is een modus vivendi hierin te vinden, dat ook andere burgers vragen een tweede gedeelte van het Valkenberg te pachten. De Heer Van Dam acht in de eerste plaats den pacht- termijn van dertig jaren veel te lang. De gemeente heeft zich te dien opzichte niet te mengen in den financieelen toestand der Sociëteit, noch heeft met hare belangen dien aangaande rekening te houden. In 30 jaren kan, bij veranderde omstandigheden, zooveel gebeuren. In de tweede plaats is spreker er tegen, dat het planten van boomen en heesters komt voor rekening van de gemeente, want daaraan verbindt zich ook het onderhoud, en dat alles zou komen enkel ten gerieve van de Sociëteit. De heer Backer zegt, dat wanneer in stemming komt, of der Sociëteit al dan niet het uitsluitend genot van den te pachten grond zal verzekerd worden, wel mag over wogen worden, dat z. i. er redenen zijn haar dat genot toe te kennen, in het belang van de welvaart der gemeente. Spreker treedt daarop in eene beschouwing van de bevol king van Breda, waarvan garnizoen, Academie en zoovele familiën, die zich alhier bij voorkeur vestigen, zulk een groot deel uitmaken. Daarom mag z. i. de gemeente aan die velen wel de gelegenheid geven meer van het Valken-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 69