70
18 Februari 1893.
berg te profiteeren. Vroeger werd veel gebruik gemaakt
van het Paviljoen. Velen missen aan eigen woning genoeg
zaam open lucht, en zij kunnen dan in het afgerasterd
gedeelte vertoeven. Naar den vroegeren toestand wordt
ten zeerste verlangd, en werkelijk is het in het belang
van de gemeente dien te doen herleven. Voor de gemeente
toch kan het offer niet zoo groot zijn om daaraan te ge-
moet te komen.
De heer Van Dam doet opmerken dat het aangevoerde
argument omtrent het garnizoen enz. al meermalen gebezigd
is. Spreker zal de eerste zijn om te ontkennen, dat het
garnizoen een belangrijke factor is voor de welvaart van
Breda, maar wanneer dit argument gebruikt wordt om
zooveel als het mes op de keel te zetten, dan moet hij
verklaren, dat hij daarvoor niet bevreesd is. Wel wil
spreker aan de Sociëteit het verlangde genot gunnen,
maar met de voorwaarden van verhuring kan hij niet
meegaan, zooals door hem nader wordt aangetoond. Ook
niet in principe verklaart spreker te zijn tegen den afstand
van grond aan de Sociëteit.
De heer Rombouts zegt, dat toen in 1888 een adres inkwam
van de Groote Sociëteit omtrent het Paviljoen, hij het
altijd betreurd heeft dat daaromtrent een rapport gemist
werd. Aan de orde is het nooit gesteld, en om niet met
het onaangename antwoord „Niet aan de orde", afgewezen
te worden, heeft spreker gezwegen. Ware er toenmaals
in contact getreden met de Sociëteit, dan waren de voor
waarden bekend geworden en veel geschrijf ware bespaard
gebleven. Recht op het Paviljoen heeft de Sociëteit niet,
maar als men iets jaren in gebruik gehad heeft, geeft
dat een primeur voor onderhandeling. Spreker acht de
verhuring van grond voor Paviljoen aan de Sociëteit in
het belang der neringdoenden, omdat zij zoovele elemen
ten in zich bevat, die een bronader van welvaart zijn.
En wat vroeger Prins Frederik haar heeft gegeven, kan