18 Februari 1893. 71 voor Breda geen bezwaar zijn. Ook te Rotterdam wordt een gedeelte van het Park afgestaan voor officieren-societeit, zonder dat dit afkeuring ondervindt. Spreker zal stem men vóór het uitsluitend gebruik van den grond door de Sociëteit. Heeft de heer Van Dam bezwaar tegen den langen termijn, welnu, dat hij dat bezwaar neerlegt in een voorstel. Nu wordt niet ipso facto een besluit ge nomen, maar enkel worden de grondslagen gelegd voor Burgemeester en Wethouders, om te onderhandelen, ter wijl dan later de overeenkomst aan de goedkeuring van den Raad wordt onderworpen. De heer Van Hal wenscht allen schijn weg te nemen alsof hij hostiliteit zou gevoelen jegens het garnizoen en anderen. Integendeel hij stelt hun verblijf in Breda op hoogen prijs. Na vervolgens gewezen te hebben op de wordingsgeschiedenis der zaak, wortelende in het ver scheiden van Prins Fredf.rik, en den loop der zaak met' de verschillende daaraan verbonden voorstellen kortelings te hebben nagegaan, herinnert spreker aan het gesprokene door den heer Backer, die gewezen heeft op het groote belang dat er voor Breda in gelegen is, om het verzoek der Sociëteit ter wille te zijn. Spreker schat dat belang niet gering, maar kan niet voorbijzien de rechten der burgerij. Ook deze wil hij in het genot van het Paviljoen doen deelen, naar vastgestelde regelen. Een modus vivendi is er altijd te vinden, en meer andere personen en familiën dan enkel neringdoenden zijn bij de zaak betrokken. Spreker noemt het treurig een onderteekend stuk in de drie plaatselijke bladen te hebben aangetroffenwaarin den Raad ten spiegel gesteld worden de toestanden in 't noor den van 'tland. Dat was hard, en is onverdiend, bij de pogingen die worden aangewend om partijen bij elkander te houden. Niet anders wenschte spreker dan de Sociëteit te bewegen tot inschikkelijkheid. De argumenten van den heer Backer moeten leiden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 71