23 Februari 1893. waarbij hij kennis geeft, dat, dewijl de verhuring van een zijner eigendommen, gelyk hij had mogen veronderstellen, niet tot stand is gekomen, hij genoodzaakt is zijne aan vrage om inhuring, in te trekken. De voorzitter stelt daarop voor, genoemd perceel in het openbaar te verhuren, waartoe besloten wordt. 2. Missive van Zijne Excellentie den Minister van Finan ciën, dato 17 Februari 1893, N°. 50, afdeeling domeinen, onderwerp: Drinkwaterleiding, luidende als volgt: «De bij Uw aangehaald schrijven nog gevraagde vergun- »ning om hier en daar standaardbuizen voor controleering «der grondwaterstanden, in de gronden der prise d'eau «te slaan, ontmoet bij mij geen enkel bezwaar, en eene «bepaling omtrent die vergunning is daarom thans in het »nu hierbijgaand definitief ontwerp der vergunnings- en »erfpachtsakte opgenomen sub n van artikel 4. «Van deze vergunning zullen UW.E.G. reeds dadelijk »kunnen gebruik maken op de voorwaarden in het ontwerp «daarvoor aangegeven. «De rentmeester in het rentambt Oosterhout wordt «overigens gemachtigd om de overeenkomst met de gemeente «aan te gaan. »Aan elk der exemplaren van de op te maken akte zal «door Uwe bemiddeling eene kaart (extract uit het kadas trale plan) moeten worden gehecht, waarop de perceelen, «de lijnen der prise d'eau en der buisleiding naar het «pompstation, en de raaien der standaardbuizen op dezelfde «wijze worden aangeduid als op de bijgaande kaart. «Bij meting op de kaart is de lengte van het terrein «voor het pompstation ongeveer 125 meter, weshalve dit «getal in art. 1 sub 2° daarvoor is ingevuld." Na lezing dezer missive worden de wijzigingen voor gelezen, welke alsnog door den minister gemaakt zijn in het ontwerp van overeenkomst, bereids door den gemeente-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 94