96
23 Februari 1893.
Den heer Heijlaerts komt 50 cent voor eiken meter
verlenging hoog voor.
Dit punt leidt tot gedachtenwisseling van den spreker
met den heer Guljé, die de kaart ter hand neemt en den
toestand verklaart.
De heer Heijlaerts doet opmerken dat eerst eene
vaste som bedongen was, maar nu er zooveel bijkomt.
Mogelijk zegt de heer Teyciiiné is meer gror.d
niet noodig.
Dat ligt toch in het verschiet herneemt de hetr
Heijlaerts die overigens wil erkennen, dat de gemeente
ten deze aan een band loopt.
De heer Sassen vraagt, of over den prijs van 50 ct.
niet onderhandeld is?
De heer Guljé antwoordt, dat de voorwaarden, nu
gesteld, in het algemeen gunstiger zijn dan die van vroe
ger, en wijst dit in enkele bijzonderheden aano. a. was
vroeger f3400 bedongen voor hout.
Na eene informatie van den heer Sassen, hoedanig de
oorspronkelijke redactie was, zegt de heer Rombouts mede
bezwaar te hebben tegen de bijgekomen bepaling. In
sprekers idee lag het, dat de som van f 420 zou dienen
voor een terrein, dat minstens een jaar of 10 voldoende
zou zijn. Evenwel hoort hij spreken, dat nu reeds het
terrein moet worden uitgebreid, zoodat, als zulks bij
hectaren geschiedt, de retributie groot zal zijn.
De heer Heijlaerts acht het niet geruststellend, dat
nu reeds het terrein moet worden uitgebreid.
De heer Guljé zegt, dat dadelijk de groote buisleiding
gelegd wordt, waardoor het ontnemen van water over
grootere oppervlakte verdeeld wordt.