'23 Februari 1893. 97 De heer Heijlaerts vreest nog altijd dat geen water genoeg zal verkregen worden en verklaart enkel zijn stem aan het plan gegeven te hebben om medewerking te be- toonen. De Bredasche waterleiding levert een groot ver schil op met die van Zwolle. Daar heeft men kolossale waterbronnen, die men hier mist. De heer Guljé wenscht niet onopgemerkt te laten, dat de prise d'eau te Zwolle veel hooger ligt dan de IJsel. De niet ongunstige toestand alhier zegt spreker zal de heer Backer wel willen bevestigen. De heer Backer verklaart daarop, dat de proef op de Setersche heide genomen goed voldaan heeft en de billijke zekerheid bestaat dat voldoende water zal verkregen worden. Die proef zegt de heer Heijlaerts is genomen op een tijd dat er geen gebrek was aan water. Hadde zij plaats gehad in een der jaren 1857, 1858 of 1859, toen er schier geen water was, dan zouden de uitkomsten niet zoo bevredigend geweest zijn. De heer Guljé verzekert, dat bij het nemen der proeven alle slooten droog waren Dan kan er herneemt de heer Heijlaerts nog wat water in den grond geweest zijn. Het komt den heer Rombouts voor, dat de quaestie over de waterhoudendheid van den bodem niemand kan be slissen. Enkel voor het geval men het water ontleent aan eene rivier kan men verzekerd zijn van pleno water. Rivierwater is echter veroordeeld. Het waterverloop onder den grond is niet bekend en daarom blijft het vraagstuk dienaangaande problematisch. De gemeente staat voor het feit, dat er eene waterleiding moet komen. Al moge dit nu zoo zijn, toch vindt spreker de gevorderde retributie wel wat te kras. En daarom zou hij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 97