130 14 April 1894. De heer Van Dam geeft in overweging, het adres aan te houden tot bij de behandeling der algemeene politie verordening. De voorzitter doet opmerkendat adressant niet bepaald iets vraagtmaar enkel heeft overgelegd afschrift van een door hem ter zake ingediend adres aan de Provinciale Staten. Adressant wil o. a. dat verboden wordt honden onder de wagens te spannen, maar zoodanig verbod is niet wenschelijk en bestaat ook niet in Rotterdam. Overigens wordt in het ontwerp der politie-verordening wel eenigs- zins tegemoet gekomen aan adressant's bezwaren. In dit geval stelt de heer Van Dam voor, het adres aan te nemen voor notificatie, waartoe besloten wordt. 2. Adres van den heer Von Ende betrekkelijk de Hoogere Burgerschool, met rapport van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs alhier. (Bedoeld rapport is in extenso opgenomen in de raadsnotulen van 17 Febr. 1894, blz. 33 en volgg.) De heer Scheltus, na een inleidend woord, geeft al dadelijk te kennen, dat het advies der commissie teleur stelling gewekt heeft. Liever had spreker gezien, dat de heer Von Ende met zijne bezwaren ware teruggedrongen tot in zijn diepsten schuilhoekmaar nu dit niet geschied isware het beter geweest, de fouten waarop gewezen is te erkennen en te trachten verbetering aan te brengen. Spreker wijdt omstandig beschouwingen aan de volgende vijf punten, die alhier beknopt worden aangestipt: 1°. Heiligedagen. Op dit punt kan spreker den heer Von Ende niet in het gelijk stellen. Breda heeft eene katholieke bevolking, wier gebruiken gevolgd worden. Dat is ook zoo in alle gemeenten van het zuiden. 2°. Vacantiën. Te dien aanzien kan spreker niet mede gaan met het gevoelen der commissie, dat lange vacantiën gerechtvaardigd zijn door de vele lesuren per weeken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 130