14 April 1894.
133
de H. B. S. bestaat, en niet één, waarin o. a. het voor
geruimen tijd uit de school zenden van leerlingen, geoor
loofd is.
Ten slotte uit spreker den wensch, dat voortaan de
plaatselijke commissie zich houden zal aan art. 52 der
wet tot regeling van het M. O.; dat burgemeester en
wethouders, bij vaststelling van het programma voor
1894j95, wijziging in het toelatings-examen en dienten
gevolge wijziging in het programma der lessen zullen
brengen, en dat het bestaande reglement zal herzien en
algemeen verkrijgbaar gesteld worden.
De heer Rombouts verklaart ook de zaak met attentie
nagegaan te hebben en kan zijne groote verbazing niet
onderdrukken, dat de commissie sprekende over het
admissie-examen zegt, dat een leerling ter wille van stel
en meetkunde nimmer zal worden afgewezen. Maar waar
om vraagt spreker neemt men dan examen in die
vakken af? Zijn de eischen te hoog gesteld, dan moeten
die verlaagd worden. Wanneer een jongen van 11 a 13
jaar kent wat hij in Den-IIaag en ook hier aan het gym
nasium moet kennen, dan is dat beter dan dat hij er
nog stel- en meetkunde bij kent. Het toelatings-examen
moet dienen om jongelieden van gelijk peil van ontwik
keling te krijgen. Maar nu worden er van verschillend
gehalte toegelatenwat nadeelig kan werken voor hen die
van stel- noch meetkunde iets weten, omdat al lichtelijk
de leeraar, wanneer bij het toelatings-examen de meeste
leerlingen kennis dier vakken hebben aan den dag gelegd
op dien grondslag voortbouwt. Om die reden sluit spreker
zich aan bij den wensch van den heer Scheltus dat het
reglement herzien worde en in overeenstemming worde
gebracht met de eischen van toelating aan het gymnasium.
De wiskunde moet men laten vallen. En ook de vacantiën
bij gymnasium en Hoogere Burgerschool moeten met el
kander in overeenstemming gebracht worden, dewijl er
leeraren aan beide inrichtingen werkzaam zijn.