14 April 1894. 137 De heer IngenIIousz vraagt, wat de commissie er toe geleid heeft om voor te stellen, dat de gasprijs met 2 cent verhoogd worde voor particulieren buiten de ge meente, nl. voor hen, die reeds vroeger in het genot van gas gesteld zijn. Spreker acht het onbillijk, zonder eenige reden, nu er water komt, ook meer voor gas te laten betalen. De heer Scheltus, na zijn leedwezen betuigd te hebben, dat niet een zaakkundig rapport is overgelegd, dat tot voorlichting kan dienen, gelijk zulks kortelings geleden heeft plaats gehad in zake het marktwezen, meent, dat het voorstel beheerscht wordt door de vraag, of het wenschelijk en mogelijk is, dat annexatie van grondge bied verkregen worde. Zoo niet, dan worde gas en water buiten de gemeente geleverd; zoo ja, dan geschiede die levering aan niemand. Vast staat het, dat de naburige bewoners voordeel aan Breda aanbrengen. Gelijk de toestand nu is, acht spreker het wenschelijk het leveren van gas te bevorderen. De eene volgt de ander in het aanbrengen van electrisch licht. Daarom zou spreker er wel voor zijn, de levering van gas en water uit te strekken tot hen, wonende tot aan de rivier de Leij. Eene bepaalde be slissing kan spreker echter niet aanbevelenzoolang omtrent het wenschelijke of mogelijke der annexatie niets bekend is. De heer Teychiné verzet zich ernstig tegen het leveren van gas en water buiten de gemeente, 't Eenig doel van hen, die zich buiten de gemeente vestigen, is, om zich te onttrekken aan de gemeentelijke belastingen. Wel wil men de lusten genieten maar niet de lasten meedragen, wat nog speciaal gebleken is in de bekende quaestie met het huis aan de grens BredaTeteringen. En wat de meerdere toepassing van electrisch licht betreft, daartegen kan verlaging van den gasprijs in overweging genomen worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 137