14: April 1894
139
De voorzitter zegt, dat het werkvolk der fabrieken
meerendeels te Breda woont, zoodat, bij ziekte, die meer
malen allereerst daar voorkwam, deze gemeente aan be
smetting blootstaaten dat wanneer men aan particulieren
gas en water gaat leveren, die menschen niet hjerkomen
wonen.
De heer Heijlaerts kan evenmin als de heer Scheltus
het onderscheid inzien tusschen werklieden aan fabrieken
en particulieren. Bovendien wonen de bedoelde werklieden
voor een groot deel in Prinsenhage. Spreker blijft voorstaan
den wensch, dat aan een klein getal even over de grens
der gemeente concessie worde gedaan.
De voorzitter meent dat wat de heer Heijlaerts ver
langt, te ver gaat of niet ver genoeg. Dan zou men de
levering moeten doen ten behoeve der woningen tot aan
de Leij gelegen. Spreker releveert daarop het amende
ment van den heer Heijlaerts, dat is, om de water
buizen zoover uit te strekken als nu de gasbuizen liggen
en ook zoover water te leveren.
De heer Scheltus ondersteunt dat amendement.
De heer Van Hal herinnert, dat formeel is uitgemaakt
om aan fabrieken water te leveren en dat zulks geschied
is uit een hygiënisch oogpunt. Spreker wil wel zeggen
dat hij in de commissie het beginsel voorstond om niet
verder te gaan dan de grens der gemeente, al verklaarde
de heer Schotel dat de Bredasche waterleiding volkomen
bij machte is ook buiten de gemeente water te leveren.
Spreker betwijfelt die verklaring geenszins, maar wenscht
toch, in verband met de vroegere beschouwingen over de
■waterhoudendheid der prise d'eau, het gebruik voorloopig
te bepalen tot de gemeente en in elk geval de prioriteit
toe te kennen aan de bewoners te Bredaom naderhand
over de levering buiten de gemeente te beslissen.