148
21 April 1894.
«kabel door den Westbinnen- en buitensingel, alsook door
«de Singelgracht, scheidende zijne perceelen sectie A,
»n°. 4396 van nos. 3664, 3665, 3666, allen gelegen te
Breda.»
«Gevolg gevende aan dat besluit, hebben wij het verzoek
«van adressant in overweging genomen.
«Het leggen van kabels door gemeentewegen heeft tot
«gevolg, dat die wegen moeten worden opgebroken en in
«een toestand gerakendat de kosten van onderhoud zwaar-
«der worden.
«Het eene verzoek leidt al lichtelijk tot het andere en zoo
«stelle men zich vele aanvragen voor, als nu eene door den
«heer Klep is ingediend, waaruit noodwendig moet voort-
«spruitendat weldra ook vele wegen in ontredderden toe
sstand zullen verkeerentot ongerief van het publiek en
«ten schade van de gemeente.
«Daarbij komt dat, als de gemeente de electrische ver-
«lichting zou in de hand gaan werkenzij weinig rekening
«zou houden met de zorgen, welke zij te wijden heeft aan
«de exploitatie harer eigen gasfabriek. Een concurrent ten
«minste moet zij trachten af te weren.
«Geenszins sluiten wij het oog voor hetgeen op het gebied der
«kunstmatige verlichting omgaat, 't Valt niet te ontkennen
«dat al meer en meer de electrische verlichting vooruitdringt.
«Daarmede zal rekening moeten gehouden worden, en zoo
«kan het ook mettertijd voor de gemeente een vraagstuk
«worden om zelve in de electrische verlichting te voorzien.
«De slotsom onzer overweging is, dat wij U moeten ad-
«viseerenafwijzend op het verzoekschrift van den heer Klep
«te beschikken.
«Bedoeld verzoekschrift keert hierbij terug.
Burgemeester en Wethouders.
De heer Heijlaerts vraagt, of ook niet eene soortge
lijke aanvrage is ingekomen van de heeren Gebr. Van den
Biggelaar