152
21 April 1894.
«tweede genoemde verhardingsmaterialen overeenkomstig
«de bepalingen, opgenomen in 10, 11 en 12 van het
«aangehaalde bestek. De gemeente verklaart de aardebanen
«voor die wegen, pleinen en voetpaden in onderhoud te
«aanvaarden, zoodra die door den aannemer zijn opgeleverd
«en haar daarvan kennis is gegeven door de directie van
«het werk.
«De Staat verbindt zich om de voorschreven vergoeding
«te betalen binnen vier weken na de voltooiing der ver-
«harding en nadat de gemeente heeft verklaard, dat de
«wegen, pleinen en voetpaden zijn gebracht in den toestand,
«waartoe de Staat zich heeft verbonden volgens art. 3 der
«met haar gesloten akte van den 19. September 1893,
«overgeschreven ten kantore van hypotheken te Bredaden
«4. October 1893, deel 751, nummer 108.
«Alle rechten en kosten op deze akte vallende zijn ten
«laste van de gemeente Breda en moeten op de eerste aan-
«zegging ten kantore en in handen van den ontvanger der
«registratie en domeinen te Breda worden betaald.
«Aldus opgemaakt, enz.»
De heer Reigersman doet opmerken, dat als de aan
nemer zijn werk te laat zou opleveren, de gemeente ook
wel niet op tijd gereed zou kunnen zijn.
Na eenige bespreking van dit punt tusschen den voor
zitter en den heer Reigersman, waarbij laatstgenoemde
zich vereenigt met de meening van den voorzitter, dat
wel kan vertrouwd worden op de billijkheid des ministers,
stelt de voorzitter voor:
1°. burgemeester en wethouders te machtigen tot het
aangaan der voormelde overeenkomst, na bekomen goed
keuring van de Gedeputeerde Staten dezer provincie;
2°. de gemeente-begrooting, dienst 1894, in ontvangst
en uitgaaf met ƒ1150 te verhoogen.
Zonder bedenking wordt overeenkomstig dat
voorstel besloten.