24 April 1894. 165 De heer Heijlaerts bepleit het behoud van de bepaling bedoeld bij letter C, en wijst op groote steden, alwaar gelijke bepaling bestaat. Na nog eenige discussie wordt beslotendat de heer Reigersman een amendement van het door hem verlangde aan de commissie zal indienen, in verband waarmede de goedkeuring van artikel 53 wordt aangehouden. (Zie verderop besloten art. 53, letter Cte behouden). De artikelen 56, 57 en 58 worden, in verband met het rapport, goedgekeurd. Art. 59. De heer Reigersman is van oordeel, dat de hier ge stelde bepaling behoort tot de competentie van de tram maatschappij en wenscht haar te doen vervallen. De voorzitter doet opmerken dat ook de tram is een openbaar middel van vervoer, en dat evenzeer als het spoor de tram hondenhokken zou moeten hebben. Na verdere discussie hierover tusschen den voorsteller, den voorzitter en de heeren Bloemarts en Van Dam, zegt de heer Rom bouts, dat geen amendement ter tafel is gebracht. De voorzitter blijft het wenschelijk achten, dat nieuwe amendementen schriftelijk worden ingediend, gelijk aan vankelijk als regel gesteld is. Sommige leden meenen dat zonder bezwaar kan gestemd worden over de amendementen van den heer Reigersman op art. 59 en art. 53 letter C. Daarop wordt de discussie over art, 53 lett, C heropend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 165