18
i3 Januari 1894.
Namens burgemeester en wethouders worden door den
voorzitter in ontwerp overgelegd de voorwaarden waarnaar
zal worden verkocht een bouwterrein op den hoek van
de Tolbrugstraat en den Nieuweweg.
Na lezing dier voorwaarden, middelerwijl de bijgevoegde
kaart onder de leden circuleerde, vraagt de heer Sassen,
of deze verkoop strookt met de bedoeling van den aan
koop, welke vraag door den voorzitter bevestigend wordt
beantwoord.
De heer Van Dam geeft in overweging ook de hoogte
van het te stichten gebouw te bepalen.
Daartoe moeten antwoorden de voorzitter en de heer
Lijdsman dienen de in te leveren teekeningen.
Maar vraagt de heer 'Van Dam is door den Raad
reeds uitgemaakt, welke bestemming aan den grond zal
gegeven worden? Mogelijk ware hij in gebruik te nemen
voor een politiepost of tot eenig ander publiek doeleinde.
De bedoeling is zegt de voorzitter het stuk aller
eerst te verzenden aan de bouwcommissie, waarna dan
later de zaak aan de beslissing van den Raad wordt
onderworpen.
Maar herneemt de heer Van Dam er zijn voor
waarden van verkoop gemaaktwaarin iets ligt opgesloten,
als zou omtrent den verkoop zeiven reeds zijn beslist.
De heer Bloemarts acht deze zienswijze van den heer
Van Dam juist, maar zou in overweging willen geven,
om het besluit zóó te formuleeren, dat de stukken om
advies worden verzonden naar de bouwcommissie, onver
minderd het recht van den Raad om later over den verkoop
van den grond te beslissen.