12 Mei 1891. 195 »te voren, van II. C. van Loon, 2de commies ter gemeente- secretariedaarbij verzoekende in het genot van pensioen »te worden gesteld, „Dat adres ging vergezeld van eene uitnoodiging van «burgemeester en wethouders om een beredeneerd advies «omtrent het al dan niet verleenen van het gevraagde «pensioen, uit te brengen. Dientengevolge hebben wij de «eer het navolgende ter kennis en ter overweging aan den «Raad aan te bieden. «Aan het adres waren toegevoegd de in artikel 5 en «in art. 12, sub a, b en c, van de verordening tot rege- «ling der pensioenen van de gemeente ambtenaren en «bedienden, aangegeven bescheiden. «Adressant is den len Juli 1883 als schrijver of secretaris «van de Bank van Leening in dienst der gemeente ge streden, en in dien dienst gebleven tot 1 April jl., op «welken datum, blijkens aanschrijving, dd. 1 Maart te «voren, door burgemeester en wethouders, eervol ontslag «uit zijne toen door hem bekleede betrekking verleend is. «Ten gevolge van het door lichaamsgebreken niet langer «in staat zijn zijne betrekking waar te nemen, is op hem «toepasselijk het bepaalde in artikel 5 van de hierboven «aangehaalde verordening. «De door adressant, gedurende de zestig maanden, aan «1°. April 1894 voorafgaandegenoten bezoldiging bedraagt «te samen 4377.42, waarvan overeenkomstig artikel 10 «der verordening, 875.48s de middelsom per jaar is. «Aangezien adressant minder dan twintig dienstjaren «telt, valt hij, voor de berekening van pensioen, in de «termen van art. 9, sub b der verordening, weshalve dat «pensioen geregeld behoort te worden naar 2/s der wedde «bij artikel 10 bedoeld. «Die wedde f 875.48' bedragende en 2/s daarvan /"350,19s «zijnde, heeft het bestuur van het meerbedoeldepensioen sfonds de eer den Raad bij dezen in overweging te geven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 195