502
2 Juni 1894.
op tijd te bedienen en dientengevolge zullen achterstaan bij
hunne collega's, die zich van paarden bedienen; met
verzoek om bij de aanbieding van meergenoemde verordening,
het gewraakte artikel, wanneer daartoe termen bestaan,
wèl te willen intrekken.
De voorzitter herinnert, dat pas de Raad besloten heeft
goed te keuren de in het ontwerp der nieuwe algemeene
politie-verordening opgenomen bepaling dat het verboden
is zich op een met een of meer honden bespannen voertuig te
bevinden, en geeft in verband met de omstandigheid dat
hier niet enkel geldt de bescherming van dieren maar
bijzonderlijk van menschendie meermalen door het woeste
rijden gevaar loopen een ongeluk te krijgen, in overweging,
aan Gedeputeerde Staten voornoemd te antwoorden, dat
geen termen zijn gevonden op dat besluit terug te komen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
3. Missive van burgemeester en wethouders, dato 28
Mei 1894, n°. 454, daarbij, ter benoeming van een lid
van het burgerlijk armbestuur, in de plaats van den heer
H. A. Sassen, op zijn verzoek eervol ontslagen, aanbe
velende de heeren
H. van Mierlo, en
J. P. A. J. Rosu.
Voorts worden, eveneens ter benoeming van een lid
van het burgerlijk armbestuur, aanbevolen de heeren J.
P. A. J. Rosu en Cii. Laurijssen, en zulks in de plaats
van den heer J. M. Marijnen, die 1°. Juni periodiek
aftredende, blijkens schrijven aan het burgerlijk armbestuur
den wensch heeft te kennen gegeven, niet voor eene
herbenoeming in aanmerking gebracht te worden, daar
zijne vele werkzaamheden hem verhinderen de betrekking
nog langer naar behooren waar te nemen.
Wordt overgegaan tot stemming.