2 Juni 1804 205 werk kan ter hand nemen, waartoe het thans de ge schikte tijd is. De voorzitter geeft daarop in overweging de stukken ter visie te leggen voor de ledenwaartoe besloten wordt. 7. Missive van het burgerlijk armbestuur alhier, dato 30 Mei 189i, n°. 30, daarbij ter goedkeuring aanbiedende de rekening en verantwoording dier administratie over 1893, vergezeld van de daarbij behoorende bewijsstukken. De voorzitter stelt voor, deze rekening, naar gebruikelijk is, te stellen in handen een er commissie tot onderzoeken advies. De Raad zich daarmede vereenigende, verzoekt deze daarop den voorzitter de commissie te willen aanwijzen. Als leden van voorbedoelde commissie worden vervolgens door den voorzitter benoemd de heeren Van Dam, Reigersman en Verschraage, welke heeren zich hunne benoeming laten welgevallen. 8. Adres van J. M. Lathouwers, daarbij, wegens voorgenomen vestiging in het buitenlandmet ingang van 1 Juli 1891, ontslag verzoekende als leeraar in het boet- seeren aan het stads-teekeninstituut alhier. Wordt, op voorstel des voorzitters, besloten, aan den heer J. M. Lathouwers voornoemd, met ingang van 1 Juli 1894, eervol ontslag te verleenen als leeraar in het boetseeren aan het stads-teeken instituut alhiermet machtiging van burgemeester en wethouders eene oproeping van sollicitanten te doen, ter voorziening in de voorbedoelde vacature. 9. Namens burgemeester en wethouders worden door den voorzitter overgelegd vijf teekeningen betrekkelijk het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 205