210 2 Juni 1894. «het uitbaggeren en schoonhouden voor rekening der «gemeente blijft. »De vraag rijstwaarom de grond alstoen niet in zijn «geheel aan het kerkbestuur in eigendom is overgedragen, «te meer, omdat bedoelde strook voor den publieken dienst «toch geen waarde meer had. «Vermoedelijk is het wenschelijk geacht dien grond voor «de gemeente te behouden om te voorkomen, dat de licht- «ramen van het aan de zuidzijde staande gebouw zouden «worden betimmerdtot welk vermoeden het slot van «art. 7 der overeenkomst aanleiding geeft. «Nu laatstgenoemd gebouw met erf eigendom der kerk «geworden is, bestaat er geen bezwaar den grond of de «rechten, welke de gemeente daarop nog heeft, aan het «kerkbestuur over te dragen. «De door demping verkregen grond heeft, volgens de «toenmalige kadastrale opmeting, eene grootte van 2 aren, «80 centiaren. «Het kerkbestuur is nu bereid het hek, staande voor «het plein der kerk, volgens de bij het adres overgelegde «teekening, 1.40 M. achter de rooilijn te verplaatsen en «dien grond aan de gemeente af te staan, waardoor het «trottoir merkelijk verbreed wordt. «Bedoelde verbreeding van het trottoir, voor de kerk, «komt zeer zeker ten goede, niet alleen voor de kerkbe- «zoekers bij het verlaten van het gebouw, maar ook voor «het verkeer over de openbare straat. «Daardoor wordt voor de gemeente verkregen eene opper- vlakte van ongeveer 42 centiaren. «De grond van de gedempte Donk van af den door de «kerk gedempten grond tot de Dieststraat, is in 1880 en «volgende jarenaan den eigenaar van de aangrenzende «erven verkocht voor 1 per centiare. «Neemt men in aanmerking, dat de kosten van het «riool en die der demping van het laatstbedoeld gedeelte, «door de gemeente zijn gedragen en dat de kosten van «riool en demping voor het deel thans door de kerk in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 210