244
16 Juni 1894.
Art. 12.
Met een volledig telefoonstel zijn aangesloten:
1°. de brandmeesters
2°. de onderbrandmeestersdie het dichtst bij de
bewaarplaats van het brandmaterieel wonen.
3°. de onderbrandmeester van den reddingswagen.
Door alarmschellen zijn verder verbonden
a. in eiken kring vijf brandgasten, die belast zijn met
het wekken van het overige dienstpersoneel
b. drie brandgasten behoorende bij den reddingswagen.
Behalve bovengenoemde personen zijn telefonisch ver-
bonden
1°.
de burgemeester;
2°.
de opperbrandmeester
3°.
de adjunct-opperbrandmeester
4°.
de brandmeesterbelast met het materieel dei-
waterleiding
5°.
de gemeente-architect
6°.
de directeur der waterleiding;
7°.
de directeur der gasfabriek
8°.
het bureau van politie;
9°.
de commandant der koninklijke maréchaussee
10°.
de kazerne der koninklijke maréchaussee;
Art. 13.
In de gemeente zal op verschillende plaatsen gelegenheid
bestaan tot het melden van brand, welke plaatsen door
een merkbaar teeken worden aangeduid.
Bij het uitbreken van brand kan een-ieder door onmid
dellijke gebruikmaking der in de vorige zinsnede genoemde
brandseinen kennis geven aan het bureau der telefoon.
Art. 14.
Het is aan ieder, die niet tot de brandweer behoort,
verboden de bewaarplaatsen der spuiten te openen, de