254 1G Juni 1894. de beslissing aan te houdenwaartoe besloten wordt. De heer Verschraage vraagt, of het niet wenschelijk zou zijn curatoren van het gymnasium in kennis testellen met het plan tot verbouwing van het paleis van justitie voor gymnasium. De heer Rombouts zou de voorkeur eraan geven eerst omtrent het beginsel te beslissen en dan later het plan, dat nu nog niet is een geacheveerd planaan het oordeel van curatoren te onderwerpen. De heer Bloemarts kan wel meegaan met de zienswijze van den heer Verschraage. Mogelijk achten curatoren de plaats niet geschikt of de ruimte niet voldoende, en daaraan ontleent spreker de meening dat nu a priori zou gehandeld worden. Het komt den heer Scheltus voor, dat het wenschelijk zou zijn de vraag aan de orde te stellen, of al dan niet ter plaatse het gymnasiumalsmede een kunstmuseum of iets anders, zal gevestigd worden. De heer Bloemarts acht het moeilijk reeds nu omtrent die vraag te beslissen. Zouden toch curatoren het gebouw niet geschikt achten dan kon dit er toe leiden, dat spreker en misschien andere leden zouden tegenstemmen. De heer Sciieltus ontkent niet, dat reeds bezwaren zich in den geest hebben afgespiegeld. Ook met het oog daarop blijft spreker de meening voorstaan, dat het wen schelijk is, eerst het beginsel uit te maken. Maar voor het geval doet de heer Van Dam opmer ken dat het voorstel werd aangenomen, dan zouden curatoren geplaatst worden voor een feit en hun oordeel slechts overblijven over de détails. Beter acht het spreker met de beslissing te wachten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 254