268 14 Juli 1894. «deelen der gemeente in brandkringen wordt ingevoerd, «kunnen de brandspuiten worden overgebracht naar de «vrijgevallen bergplaats aan de OudeVest bij de klooster- »kazerne, welke bergplaats valt in den kring waartoe de «spuiten, thans staande aan de Ginnekenbrugbehooren. »De schuif met windwerk kan zonder bezwaar worden «verplaatst onder de straat vóór het brandspuithuiswaartoe «reeds aldaar een gemetselden koker met ijzeren luik «aanwezig is. «Het kerkbestuur heeft nog niet kunnen besluiten, «welke bestemming aan het eventueel aan te koopen «brandspuithuis met de daarop staande verdieping en het «daarachter staande deel van het vroegere woonhuis zal «worden gegeven, hetzij daarop een woon- of winkelhuis «te bouwen, of wel na den afbraak den vrijvallenden «grond met het plein voor de kerk te vereenigen. Wordt «tot het eerste besloten, dan zal dit gebouw in den stijl «der pastorie worden opgetrokken, en in het laatste geval «zal het ijzeren hek met voetmuur tot het bestaande hoek- «huis worden verlengd. Ter voorziening van een en ander «strekt art. 2 der concept-overeenkomst. «De koopprijs is gesteld op 450, waarvan ƒ300 voor «het brandspuithuisje, overeenkomende met ruim ƒ13 per «centiare, en ƒ150 voor het verplaatsen der schuif met «windwerk. «De prijs van ƒ13 per centiare wordt billijk geacht, «omdat het slechts de benedenverdieping betreft en het «perceel bezwaard blijft met de erfdienstbaarheid van «waterleiding, door middel van één riool, overeenkomstig «art. 1 van de concept-overeenkomst. ONTWERP-OVEREENKOMST. «De ondergeteekenden Eduard Hendrik Antonius «Guljé, burgemeester der gemeente Breda en Antonius «Roelandus Vermeulen, secretaris dier gemeente, als «vertegenwoordigende het college van burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 268