14 Juli 1894. 271 Aldus in dubbel opgemaakt en geteekend te Breda, den 1800 vier en negentig. De voorzitter vraagt, of de Raad bereid is dit punt in behandeling te nemen. De heer Verschraaqe zegt, dat hij zich met alle ar tikelen der overeenkomst, en wel bepaaldelijk artikel 2, niet vereenigen kan. Liever zou spreker zien, dat het openvallende terrein niet bebouwd werd, al zou dit ook van invloed zijn op de te bedingen koopsom, en dat de thans op den openbaren weg staande leelijke telefoonpaal op het terrein der kerk werd overgeplaatst. Voor het geval de Raad zegt spreker zich met die zienswijze niet kan vereenigen, wil hij als zijne mee ning doen kennen, dat de tijd, binnen welken het terrein moet bebouwd worden wat te lang en de bepaalde hoogte van het gebouw te laag is. Wat het verplaatsen van den telefoonpaal betreft zegt de voorzitter daartoe is het kerkbestuur niet onge negen, maar het wenschte eene voor altijd verbindende bepaling daaromtrent niet in de overeenkomst te zien op genomen. Late dan zegt de heer Versciiraage de bepaling beperkt worden tot den duur der telefoon-concessie. De heer Van Dam doet, van aesthetisch standpunt be schouwd, bezwaar kennen, om het openvallend terrein onbebouwd te laten. Spreker bewoont het huis, grenzende aan dat terreinwaarop o. a. diens achteruitspringende keuken zou zichtbaar worden. Zelfs met het aanleggen van plantsoen zou dat niet geheel te verhelpen zijn. Daarom is spreker er voor het terrein weder te bebouwen. De heer Bloemarts zegt, dat hij aanvankelijk gedeeld heeft de zienswijze van den heer Verschraaqe om op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 271