14 Juli 1894. 275 De heer Van Aken deelt het gevoelen van den heer Van Dam. Ook de heer Bloemarts vereenigt zich daarmede en zou zelfs het bepaald officieele in de opdracht aan burge meester en wethouders willen vermeden zien en hun enkel officieus de benoeming in overweging willen geven, zonder dat zij gehouden zijn eene officieele commissie te benoe men en zonder van het door hen verrichte verantwoor ding schuldig te zijn. Na nog eene korte samenspreking tusschen den voor zitter, den heer Van Dam en den heer Sassen, welke laatste verklaart eveneens mee te gaan met de zienswijze van den heer Van Dam, brengt de voorzitter het voorstel van den heer Ltjdsman, tot benoeming ter onderwerpe- lijke zake eener commissie van drie deskundigen, in hoof delijke omvraag, waarvan de uitslag is dat dit wordt aangenomen met 10 tegen 6 stemmen. Vóór waren de heeren: Van Dongen, Van Hal, Tey- chiné, Verschraage, Rombouts, Oukoop, Heijlaerts, Lijdsman, Matiion en de voorzitter. Tegen de heeren: Reigersman, Van Aken, Van Dam, Bloemarts, Sassen en Vreede. Voorts wordt bepaald dat de benoeming der voorbedoelde deskundigen aan burgemeester en wethouders wordt overgelaten. De heer Van Hal weet niet, of in de voorwaarden omtrent het zooeven bedoelde bouwplan gesproken wordt van de hoogte die het te stichten gebouw zal moeten heb ben. Vele leden hebben straks hunne meening doen ken nen welke hoogte het toen besproken gebouw hebben moet, zonder dat hij voorstander daarvan was, maar nu vreest spreker, dat het gebouw aan den hoek der Tolbrug- straat zal mank gaan aan hetzelfde euvel, dat men heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 275