282 4 Augustus 1804. De ontvangsten uit het legaat van dr. Van Cooth hebben bedragen16,210.935, en de uitgaven- 14,949.88. Weshalve het goed slot daarvan beloopt 1261.055, welk bedrag begrepen is in het batig slot der gemeente rekening. De voorzitter stelt voor, dat eene commissie van drie leden benoemd worde tot onderzoek der rekening. De heer Scheltus wenscht, als de Baad dit zou kunnen goedvinden, den voorzitter in overweging te geven, dat deze de drie leden aan wij ze, die de commissie zullen uitmaken. De voorzitter acht het beter dat de Raad de commissie benoemtomdat alsnu burgemeester en wethouders zeiven verantwoording doen van hun beheer. Daarop wordt overgegaan tot stemming. De voorzitter verzoekt den heeren wethouders Van Aken en Oukoop als stemopnemers te willen fungeeren. Stemming voor het eerste lid. Burgemeester en wethouders blijven buiten stemming. Er worden uitgebracht 12 stemmen, waarvan verkrijgen de heeren mr. Th. Matiion 4, A. P. Scheltus 2, mr. P. Bloemarts 2, J. J. L. Teychiné 2, H. A. Sassen 1 en mr. W. IngenHousz 1. Niemand der leden de volstrekte meerderheid van stem men verworven hebbende, wordt overgegaan tot eene nieuwe vrije stemming. Er worden uitgebracht 12 stemmen, waarvan verkrijgen de heeren mr. Th. Mathon 11 en mr. P. Bloemarts 1. Zoodat tot eerste lid benoemd is de heer mr. Th. Mathon.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 282