4 Augustus 4894. 287 «samengesteldhebben het voorrecht aan U mede te deelen, »dat het plan, gemerkt Passer en driehoekvoor boven- «genoemde bestemming het meest in aanmerking komt. Hoewel zij gemeend hebben dat het niet in hunne «opdracht lag om aanmerkingen te maken op de plannen «in het algemeenmeenen zij toch met betrekking tot dit «plan zich de volgende opmerkingen te mogen veroorloven 1°. «Het effect zal in werkelijkheid geheel afhangen «van den aard en van de kleur der materialen. Het gebruik «van surrogaten zal de aesthetische waarde zeer verminderen. 2°. «Er is wat al te ruim gebruik gemaakt van zooge- «naamden witten steen, waardoor de gevel een onrustig «effect zal teweeg brengen. 3°. «Er kon en moest een meer harmonisch verband «bestaan tusschen winkelpui en parterre-verdieping. 4°. «Zoowel de ondersteuning van den toren ter plaatse «waar hij uit den gevel komt, als die van de bovenver- «dieping op het houten getimmerte der winkelpui, zijn «met de eischen eener goede constructie, maar vooral met «die der schoonheid in strijd. De commissie voornoemd'. »J. J. VAN LANGELAAR. »P. VAN DE ERVE. »W. C. KOOMANS.» Het blijkt alzoo zegt de voorzitter dat de com missie de voorkeur geeft aan de teekening, ingeleverd onder het motto Passer en driehoek Daarop geeft de voorzitter in overweging, het onder- werpelijke perceel grond te verkoopen aan hem, die zal blijken bedoelde teekening te hebben ingezonden. De heer Teychiné zou daaraan de voorwaarde willen verbindendat de door de commissie gemaakte opmerkin gen zullen worden in acht genomen. De voorzitter meent, dat die opmerkingen wel kunnen worden medegedeeld, maar zij niet als voorwaarden aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 287