28
17 Februari 1894
De voorzitter doet opmeiken, dat bedoelde weg in beheer
is bij het gemeentebestuur van Ginnelcen.
De heer Oukoop deelt mede, dat het meermalen zijne
aandacht had getrokken, dat de boomen ter bedoelde
plaatse wit werden en kwijnden, en dat toen hij de gele
genheid had naar de oorzaak daarvan te vragen, hem is
medegedeeld, dat zulks een gevolg was van het uitslaan
van zoutzakken; 't zijn juist de boomen zegt spreker
aan dezen kant van de sloot gelegen,
De voorzitter stelt zich bereid inlichtingen daaromtrent
in te winnen.
De heer Van Hal meent te mogen betwijfelen, of wel
een boomsoort zal gevonden worden, dat aldaar tot zijn
recht- zal komen.
De heer Oukoop doet daarop nader de plaatsen kennen,
alwaar de door hem bedoelde boomen staan en acht het
om de opgegeven reden niet onverklaarbaar, dat zij in
kwijnenden toestand geraken.
Vervolgens stelt de voorzitter voor, het voorstel
van burgemeester en wethouders van Ginneken,
behoudens de machtiging van de Gedeputeerde
Staten van Noord-Brabant, goed te keuren, welk
voorstel zonder bedenking wordt aangenomen.
8. Missivé van den heer C. H. A. Raedt van Olden-
barneveldt gepensioneerd generaal-majoor, wonende te
Bredadato 25 Januari 1894, daarbij ter kennisneming
aanbiedende een afschrift van een door hem aan de
Provinciale Staten van Noord-Brabant gericht adres, hou
dende verzoek om maatregelen te treffen tegen de dieren
mishandeling in 't algemeen en van mishandeling van honden
in 't bijzonder in deze provinciemet te kennen geven
dat bij het samenstellen eener gewijzigde politie-verordening