300 4 Augustus 1894. uitmakende de commissie van beheer der gasfabriekwen- schen geacht te worden niet tot dit besluit te hebben medegewerkt. 2. Rapporten betrekkelijk de uitkomsten van de exploi tatie der gemeente-reiniging, dienst 1893. De voorzitter herinnert dat de discussiën ten deze in de vergadering van den 46en Juni 1894 geschorst zijn en stelt dit punt nader aan de orde. De heer Bloemarts stelt voor de beraadslaging uit te stellen tot de volgende vergadering. Daargelaten zegt spreker dat het uur reeds ver gevorderd is, is de hoofdreden van zijn voorstel, dat hij, ten gevolge van uitstedigheidnog niet in de gelegenheid is geweest de inmiddels ontvangen gedrukte j apporten na te gaan. Boven dien is de vergadering niet voltallig. De heer Scheltus zegt een ander voorstel te hebben, dat eene verdere strekking heeft. Spreker heeft het contra-r apport van den heer Heijlaerts gelezen en moet erkennen, dat het vroegere beheer te wenschen heeft overgelaten. Maar wat spreker voorkomt isdat de Raad de hand in eigen boezem moet steken en de hoofdschuldige is. Deze had den architect het gelijk tijdig waarnemen der betrekking van directeur der gemeente reiniging niet moeten opdragen. Toen moest die ambtenaar zichzelf gaan verdeelen, en niet kon hij aan zijn bijgevoegd ambt den noodigen tijd wijden. Tweemalen naar spreker vernomen heeft heeft hij zijn. ontslag als waarnemend directeur der gemeente-reiniging gevraagd, maar die aan vrage is telkens afgestuit op den onverzettelijken wil van een overigens achtenswaardig persoon, die meende, dat de directie zich in goede handen bevond. Deels echter schuilt ook de fout bij den waarnemenden directeur, die in elk geval krachtiger had moeten optreden. Dewijl alzoo de schuld in hoofdzaak ligt bij den Raad en aan het gebeurde toch niets meer te veranderen isstelt spreker

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 300