314
1 September 1894.
doen wetendat zij zich moeten wenden aan den minister
van waterstaat, handel en nijverheid.
De heer Scheltus verwacht daarvan geen succes voor
adressanten, omdat het spreker bekend is dat zij zich
bereids tot voornoemden minister gewend hebben en deze
hun heeft aangeraden hun verzoek te doen aan den ge
meenteraad. Om die reden gelooft spreker dat het wen-
schelijk is de adressen te behandelen. Eerst kon b. v. de
bouwcommissie gehoord en dan later met den meerge-
noemden minister in briefwisseling getreden worden.
De heer Van Dam kan niet aannemen dat de minister
zonder bedoeling de adressanten naar den Raad verwezen
heeft. Misschien zegt spreker is die bedoeling geen
andere dan om de kosten ten laste van Breda te brengen.
Het blijft spreker dan ook het meest gewenscht voorko
men aan adressanten te doen kennendat Breda niets met
den door hen bedoelden weg heeft uit te staan en zij zich
moeten wenden aan den minister van waterstaat, handel
en nijverheid.
De voorzitter verklaart zich met deze zienswijze geheel
te kunnen vereenigen. Misschienzegt spreker komt
later de hooge regeering met het voorstel om den weg
door Breda te doen overnemen. In verband daarmede her
innert de voorzitter, dat in 1874 compensatie verkregen
is voor de overname van wegen als thans een in bespreking
is, doch dat in het vorig jaar gebleken is, dat van dit
beginsel wordt afgeweken, op grond dat zulke wegen ge
acht worden te behooren tot de kom der gemeente. Het
een beschouwende in verband met het andere, geeft ver
volgens den voorzitter aanleiding in overweging te geven,
aan adressanten te antwoorden in den zin zooals door den
heer Van Dam is voorgesteld, waartoe zonder verdere
beraadslaging besloten wordt.
13. Adres van B. A. Verhagen, stads-uurwerkmaker
daarbijonder aanvoering van beweegredenen, verzoekende
zijne jaarwedde te willen verhoogen.