316 1 September 1894. «gemeenteraad, een nieuw gebouw op te richten op de «rooilijn, door den Raad bij besluit van den 23. September «1893 vastgesteld, bij welk besluit onder nummer 2 is «bepaald, om den beschikbaren grond aan de eigenaren «der panden, ieder voor zijn erf, te verkoopen tegen 50 «cent per vierkanten meter. «Het huis gebouwd geweest op het perceel sectie A, »n°. 76was met de eerste verdieping gebouwd over een «gang, deel uitmakende van het kadastrale perceel sectie A, »n°. 1931. «Aangezien nu niet met zekerheid gebleken is, wie «eigenaar van bedoelde overbouwde gang is, komt het «geraden voor, aan De Boode niet meer te verkoopen dan «den gemeentegrond, liggende vóór zijne door hem in «eigendom bezeten wordende kadastrale perceelen sectie »A, n03. 75 en 76 tot aan de nieuwe rooilijn, en wel aan «de westzijde begrensd door eene lijn neergelaten uit den «noordwestelijken hoek van het perceel sectie A, n°. 76, «rechthoekig op de nieuwe rooilijn en aan de oostzijde «begrensd door de in aanbouw zijnde huizen van de weduwe «Jamez.» De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer IngenHousz geeft zijn spijt te kennen, dat hij met het pra-advies van burgemeester en wethouders niet kan méégaan. Naar spreker's inzien bestaat er rechtens geen bezwaar om aan De Boode te verkoopen wat hij vraagt in zijn adres, doch als dat bezwaar zou bestaan, is er wel een middel te vinden om hem te kunnen doen overbouwen, zonder eigenaar van den grond te worden. Het staat niet vast, wie eigenaar van de quaestieuze gang is of geweest isen al moge nu iemand zijn recht daarop willen doen gelden, gelooft spreker niet dat men, in ver band met het raadsbesluit van 23 September 1893, bevreesd behoeft te zijn voor moeielijkheden. De bedoeling van voor meld raadsbesluit is kennelijk geweest den grond te ver koopen aan de eigenaren van panden, maar niet aan den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 316