1 September 1894.
321
zoodanige voorwaardelijke vergunning genoegen neme tot
dat de kerk haar eigendomsrecht bewijst.
De voorzitter verzoekt den heeren IngenHousz of Rei
gersman hun voorstel op schrift te willen brengen.
Den heer Vreede is de quaestie niet volkomen duidelijk.
De heer Verspijck heeft vroeger ter plaatse een uitgang
gehad en nu stelt de gemeente mede den grond beschik
baar die ligt vóór den voorbedoelden uitgang; maar is het
nu de bedoeling vraagt spreker dien grond niet te
verkoopen aan De Boode?
De voorzitter beantwoordt die vraag bevestigend.
Maar er is herneemt de heer Vreede geen verzoek
om koop ingekomen van het kerkbestuur, weshalve het
spreker voorkomt dat moet afgewacht wordenof dat een
verzoek van het kerkbestuur zal inkomen om den uitgang
te verlengen, terwijl inmiddels de verkoop moet worden
uitgesteld.
De heer Teychiné zegt, dat de quaestie ook in de
bouwcommissie besproken is en toen door hem hetzelfde
middel tot oplossing is aan de hand gedaan als nu
door den heer IngenHousz is voorgesteld. De bedoe
ling met de wijziging der rooilijn is geweest betere
woningen aan de zuidzijde van de Leuvenaarstraat te ver
krijgen, doch daar de kerk ter besproken plaatse geen
pand maar slechts een uitgang heeft kan zij nooit ter
verfraaiing medewerken en beantwoorden aan het doel dat
de gemeente zich heeft voorgesteld.
De heer Van Hal wenscht allereerst den heer Teychiné
te doen opmerken, dat er zaken zijn die men niet zoo
dadelijk in het openbaar kan mededeelen, doch spreker
kan hem verzekeren, dat de kerk wel degelijk ter ver
fraaiing van de straat kan medewerken. De heer Sciieltus
gaat spreker voort heeft in het midden gebracht, dat
de kerk geen bewijzen heeft overgelegddat is zoomaar