322
1 September 1894
de bij de stukken aanwezige kaart wijst den topografischen
toestand nauwkeurig aan. Spreker gelooft dat de kerk is
eigenares van de gangmaar dewijl elke verkoop in deze
concreet moet behandeld worden, is de kerk niet in mora,
doordat zij nog geen aanvrage om koop gedaan heeft. Bij
verlenging van de gang zou men die boven willen laten
overbouwen, maar in dat geval wordt de gang niets dan
een pijp, verstoken van voldoende licht. Spreker schetst
vervolgens het doel waartoe de gang strekt, te weten als
een veel gebruikte doorgangsweg voor de geestelijkheid
naar de in de Leuvenaarstraat gelegen school, voor zieken
te gaan bezoekenenz.en meent dat het vooromschreven
doel wel opweegt tegen de bezwaren van De Boode.
Vervolgens stelt spreker nader in het licht, dat de heer
Verspijck de woningen heeft gekocht met het doel om
langs het achterpand in- en uit te kunnen gaan en be
weert dat de toestand gebleven is gelijk die toen ter tijde
was. De gemeente eindigt spreker heeft thans een
anderen toestand gecreëerd, maar daarbij moeten ieders
belangen gerespecteerd worden, op welk punt het voorstel
van burgemeester en wethouders geheel correct is.
De heer IngenHousz meent den heer Van Hal te
mogen doen opmerkendat in het besluit van 23 Septem
ber 1893 staat dat bij het vaststellen der rooilijn rekening
zal worden gehouden met eene eventueele verbreeding der
Dieststraat. Het beginsel van bebouwing is dus aangeno
men want waarom anders vraagt spreker is bij het
besluit het voorbehoud omtrent de Dieststraat gemaakt
De heer Van Hal kan niet ontveinzen dat hij niet
gaarne in een woordenstrijd is met rechtsgeleerden, die
zich te lichtelijk bewegen op het gebied der perspicaciteit.
Zijnerzijds verlangt hij enkel dat ieders recht worde geëer
biedigd. Voorts herinnert spreker dat de heer Bloemarts
reeds in de raadszitting van 16 Juni 1894 zijne meening
heeft doen kennen, dat de aanvrageDe Boode verband
houdt met eene bestaande erfdienstbaarheid, welke te
voren regeling vordert.