330
i September 1894.
»gemeente-ambtenaren, die aan het opmaken hebben
medegewerkt.
»Uwe commissie stelt den Raad voormet inachtneming
van bovenstaande opmerkingende gemeente-rekening
Dover 1893 goed te keuren.»
Breda, den 31. Augustus 1894.
»jDe commissie voornoemd:
»A. P. SCHELTUS.
»W. INGENHOUSZ.
»T. MATHON, rapporteur
De voorzitter dankt de commissie en inzonder
heid den rapporteur voor het door haar uitge
bracht verslag en geeft in overweging dit ter visie
te leggen voor de leden en inmiddels de zaak
aan te houden, waartoe besloten wordt.
Alvorens de voorzitter de vergadering sluit, verzoekt de
heer Heijlaerts verlof tot het doen eener tweevoudige
interpellatie aan burgemeester en wethouders.
Na dat verlof van de vergadering verkregen te hebben
zegt de heer Heijlaerts, dat het eerste punt betreft het
vragen eener inlichting, 't Komt namelijk voor, dat wanneer
buiten kermis aanvragen geschieden van personen tot het
geven eener voorstelling, daarop van wege het gemeente
bestuur een afwijzende beslissing genomen wordt, hetgeen
ten gevolge heeft dat zoodanige voorstelling buiten de ge
meente gegeven wordt. Wanneer men nagaat dat Breda
voor een goed deel bestaat uit personen die aldaar hun
geld komen verteren, dan behoort het hun alhier zoo
aangenaam mogelijk gemaakt te worden en moeten zij
niet genoodzaakt worden, evenmin als in het algemeen
de bewoners van Breda, op den bodem eener andere ge
meente te gaan, om van eenige voorstelling te genieten,
gelijk onlangs met de voorstellingen van Pawnee Bill en
Bostock's menagerie heeft plaats gehad. Daarbij is het
geven van zulke voorstellingen in het voordeel van de