20 October 1894. 373 «Verder moge er op gewezen wordendat in andere «rijkenwaar de landbouw één der hoofdbronnen van «bestaan vormt, de granen beschermd zijn. Zoo worden »b.v. invoerrechten op granen geheven in Frankrijk «Duitschland, Zweden en Noorwegen en Zwitserland ook «in Servië, Turkije en Griekenland; in Italië, in Oostenrijk- «Hongarije en in Spanje en Portugal, terwijl België waar- «schijnlijk in de zeer naaste toekomst dit voorbeeld zal «volgen. (Het huidige Belgische Ministerie heeft reeds «voorstellen in dezen zin gedaandie evenwel wegens «bijzondere omstandigheden tijdelijk moesten worden «teruggenomen.) «In Engeland isevenals hierde landbouwer aan zijn «lot overgelaten, maar met het noodlottige gevolg, dat de «cultuur van den bodem er meer en meer wordt verwaar - «loosd. Volgens opgaaf van de Kamer van Landbouw, is «er in 1893 een millioen acres minder in cultuur gebracht «dan het jaar te voren en zoo neemt er de hoeveelheid «land in cultuur telken jare af. «Ten slotte moet onze Kamer als haar oordeel uit- «sprekendat een matig doch vast invoerrecht naar ge swicht op tarwe, rogge, enz. haar wenschelijker toeschijnt «dan het heffen van schaalrechten die uiteraard onbestemd «en in de praktijk moeilijk toe te passen zijn." «De Kamer van Koophandel en Fabrieken «te Breda (get.) »B. VAN DONGENloco-voorzitter." J. B. M. MERKELBACH VAN ENKHUIZEN loco-secretaris." De voorzitter vraagt, of de Raad wenscht zich ter zake tot de hooge regeering te wenden Naar het spreker voorkomtbehoort het vraagstuk meer thuis bij de tweede kamer. De heer Heijlaerts gelooft niet, dat het op den weg ligt van den Raad zich in de onderwerpelijke quaestie te mengen. Z. i. is dit eer de taak van de provinciale maatschappij van landbouw.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 373