376
20 October 1894.
De heer Heijlaerts kan niet ontkennen dat in het
voorstel der vereeniging veel goeds gelegen is, maar zegt
een middel voor het doel te kennen dat goed en wel 7/8
goedkooper is dan het gevraagde toestel. Spreker geeft
van dat middel eenige verklaring.
De heer Scheltus aarzelt niet te verklaren, dat hij, als
lid der commissie tot bescherming van dieren, de hand
gehad heeft in de onderwerpelijke zaak, doch verheugt
zich te vernemendat voor geringer prijs een toestel als
beoogd wordt te verkrijgen is. Om die reden zegt
spreker kan veilig het adres verder buiten behandeling
gesteld worden, doch wel zou hij den heer Heijlaerts
willen verzoeken, van het door hem aangeprezen goed
kooper middel nader een voorstel te doen. Intusschen kan
spreker verzekeren, dat hij de begrooting van kosten nauw
keurig heeft nagegaan en den prijs vergeleken heeft met
dien te Brusseldoch dat de prijsberekening zeer matig is.
De heer Lijdsman beaamt volkomen, dat de prijs niet
overdreven is.
De heer Reigersman geeft in overweging het adres in
stemming te brengen.
De heer Rombouts wijst in verband met de meening
in de bij het adres gevoegde brochure ontwikkeld, dat
aan het dooden van honden door middel van chloroform
bezwaren verbonden zijn op het dooden door verdrinken,
dat op de wijze, die spreker verklaart, het minst pijnlijk
is voor de dieren.
Vervolgens wordt overgegaan tot stemming, waarvan de
uitslag is dat het adres verworpen wordt met 9 tegen 6
stemmen. (De heer Heijlaerts was buiten stemming
gebleven.)
Vóór waren de heeren: Van Dongen, Reigersman,
Vreede, Scheltus, Sassen en Lijdsman.