402
20 November 1891.
De voorzitter deelt wel dien wenschmaar ziet geen
kans dien vervuld te krijgen. Wat de officieren aangaat,
verkeeren Leiden en Naarden in hetzelfde geval. Niets
belet den minister om den kring van garnizoen te ver-
breeden. Met den vorigen minister van oorlog verklaart
de voorzitter dit punt nog besproken te hebben.
Ook zou de heer Teychiné niet tot mededinging bij
aanbestedingen willen zien toegelaten personen, die alhier
wel hunne zaken hebben maar niet te Breda wonen.
Dat is niet te doen zegt de voorzitter en wijst
daartoe o. a. op de aanbesteding der levering van ijzer
steentegels.
De heer Van Aken zegt, dat mr. Van den Biesen, van
Ginneken, ofschoon alhier kamers hebbende, ook nooit te
Breda in den hoofdelijken omslag is kunnen aangeslagen
worden.
Dat alles houdt verband doet de voorzitter opmer
ken met de Amsterdamsche forenzen-quaestie.
Verder wordt dit punt niet besproken.
Volgnummer 8, art. 3, hoofdstuk II. Opbrengst van het
vergunningsrecht.
In eene der afdeelingen bleven vele leden de reeds
herhaaldelijk geuite meening toegedaan, dat de opbrengst
van het vergunningsrecht voor den verkoop van sterken
drank te laag is.
Antwoord.
Dit onderwerp heeft betrekkelijk kort geleden een punt
van nauwgezet onderzoek uitgemaakt, waarvan de uitslag
is neergelegd in een rapport aan den Raad. Meerdere