26 November 1894. 419 Na een kort woord tusschen den voorzitter en den heer Rombouts, waarbij eerstgenoemde nader doet uitkomen, dat door hem enkel gezegd is dat er elders meer personeel was, verklaart de heer Scheltus het voorstel van den heer Lijdsman te ondersteunen. De heer Nelissen is vóór de verhooging, niet zoozeer omdat het werk is toegenomen, maar wegens het gewicht van het werk. De heer Sassen meent dat daardoor het bezwaar van den heer Bloemarts niet is weggenomen, 't Geldt hier zegt spreker het doen van een greep in een bestaande regeling. De voorzitter gelooft niet dat die regeling geschaad wordt, omdat in deze slechts sprake is van eene perso- neele toelage. De heer Sassen meent dat dit zoo wat gelijk is. De heer Van Dam vindt grond om het voorstel van den heer Lijdsman te steunen in de begrooting zelve Wanneer werkelijk de noodzakelijkheid bestaan had, dan hadden burgemeester en wethouders zeiven de verhooging op de begrooting gebracht. Nu wenscht spreker met den heer Lijdsman de vaststelling der bouwverordening af te wachten, in welk geval er een factor kan aanwezig zijn die de verhooging rechtvaardigt. De heer Teychiné is niet tegen de verhooging. Spreker zou eene geheele herziening der jaarwedden van de ambte naren wenschen en aan hen die meer werk meer en die minder werk hebben minder willen geven. De heer Bloemarts wenscht den heer Nelissen te doen opmerken, dat gelijk reeds de heer Sassen juist heeft ingezien diens stelling het door spreker in het midden gebrachte niet treft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 419