26 November 1894. 429 De heer Van Hal ontkent niet dat iemand in een dei- sectiën over het besproken onderwerp het woord gevoerd heeft, maar, naar spreker meent, is er niet veel over gezegd. Wel had spreker bespeurd dat het bijval vond doch niet had hij kunnen denken dat het gesprokene zoo'n vlucht zou nemen. Daarom had hij toen het stilzwijgen bewaard. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders de zaak in ernstige overweging zullen nemen. Verder werd ze niet besproken. Volgnummer 79, art. 3a. Onderhoud van, vaarten en grachten. In eene afdeeling waren enkele leden van oordeel, dat beter behoorde te worden gewaakt tegen de beschadiging van de taluds langs de vaarten en grachten. In eene andere sectie werd aanmerking gemaakt op den toestand van het talud der rivier aan de Prinsenkade; die toestand werd toegeschreven aan den aanleg der schepen, terwijl ook door hengelaars veel wordt stuk getrapt. Antwoord. Steeds wordt een waakzaam oog gehouden, dat de taluds langs de vaarten en grachten niet béschadigd worden. Ook in dit opzicht is de goede medewerking der burgerij noodig, want wat geschiedt, heeft plaats buiten het oog der politie, welke laatste niet steeds op eene en dezelfde plaats kan verwijlen. Wat het talud aan de Nieuwe Prinsenkade aangaat daaraan zullen burgemeester en wethouders verbetering doen aanbrengen, terwijl gaarne het toezicht op de hen gelaars, over wie geklaagd wordt, zal worden verscherpt. De voorzitter zegt, dat het hengelen eene oud-vader- landsche liefhebberij is, waarbij doorgaans de taluds niet gespaard worden. 32

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 429