26 November 1894.
435
De heer Bloemarts zal allerminst opponeeren tegen het
voorstel, maar wil een flink besluit. Met het gemis van
toezicht zou spreker zich wel kunnen vereenigen, maar
dan moet het terrein afgeheind worden. Zou toch de
badplaats den geheelen dag geopend zijn, dan is het toe
zicht nu en dan der politie onvoldoende. En wordt, als
blijkt, zooveel vertrouwen gesteld in het volk, dan konden
pok badhuisjes aangebracht worden.
De heer Nelissen hoort dat een plan besproken wordt.
Spreker bevredigt dat plan niet en zou den vroegeren weg
willen gevolgd zien om het eerst te ontwerpen aan het
onderzoek der bouwcommissie. Niet is spreker er tegen
om de uitgetrokken som goed te keurenmaar zonder
dat zulks de goedkeuring in zich sluit van het plan zelf,
dat spreker dan later in den Raad wenschte behandeld
te zien.
De heer Rombouts geeft in overweging, om als de
begroote som onvoldoende geacht wordtdie dan te ver-
hoogen. Spreker beveelt aan het voorstel aan te nemen,
zij het ook dat dan later omtrent het plan beslist worde.
De voorzitter herhaalt dat burgemeester en wethouders
beoogd hebben een begin aan de zaak te krijgen. Moeten
er kleine gebouwtjes gemaakt worden voegt de voor
zitter er bij dan kan dit altijd later nog geschieden.
Een cijfer waarmeê de post zou moeten verhoogd wor
den verklaart de heer Bloemarts kan niet door
hem genoemd worden. Spreker raadt aan den post voor
memorie uit te trekken.
In dat geval doet de voorzitter opmerken wordt
geen enkel bedrag uitgetrokken. Spreker toont zich met
memorieposten niet ingenomen.
De heer Oukoop zegt, dat door hem met den architect
de zaak onderzocht en eene begrooting van kosten bij de
Stukken is overgelegd.