26 November 1894. 437 raisseerd heeft. Dan waren de kosten in verband met het plan te hoogdan weer te weinig. Spreker verklaart het plan van den heer Oukoop te hebben toegejuicht; en wanneer nu in den geest daarvan gehandeld wordt dan is er ten minste een begin met die reeds zoo lang aanhangige zaak gemaakt. Late men de kosten van toe zicht stellen op 150 of f 200 en daarmede den betrek- kelijken begrootingspost verhoogendaar is meent spreker toch niets tegen. Onder letter g van art. 8 hoofdstuk I (uitgaven) kon zegt de voorzitter een post voor toezicht worden uitgetrokken. De heer Van Dam meent dat men toch bij de behande ling der begrooting niet een plan als in bespreking is kan voorstellen. Niets o. a. is bepaald omtrent den leeftijd der kinderen die ter plaatse zullen worden toegelaten. Late men de som in de begrooting behouden en dan het plan ter behandeling afwachten. Wanneer een opzichter wordt aangesteld dan moet naar de heer Nelissen meent er toch eene verordening gemaakt worden, die er nu niet is. De voorzitter zegt dat enkel het maken eener instructie zal noodig zijn. De heer Vreede handhaaft zijne meeningdat het't best is den post te verhoogen en later het plan te behandelen. De heer Sassen vraagt, welk bezwaar er is om den post voor memorie uit te trekken? Spreker twijfelt niet of burgemeester en wethouders zouden dan wel binnen drie maanden een plan aan den Raad willen voorleggen. Er is een plan voorgelegd zegt de voorzitter. De heer Sassen handhaaft het zoo even door hem gesprokene.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 437