27 November 1894. 451 Het loopende jaar is voor hem niet zoo gunstig. Hem zij dus eindigt spreker een prikkel tot aanmoediging gegeven. De voorzitter is wel bereid het voorstel aan de commissie over te brengen, maar meent dat niet voorbijgezien mag worden dat de directeur, toen bij als zoodanig, op de hem bekende belooning, van de 92 sollicitanten benoemd werd, zich gelukkig gevoelde, en dat de hem gewaarborgde be looning van ƒ1000 reeds geklommen is tot 1400. Spreker acht die som voldoende voor een betrekking, die wel door een gewonen meesterknecht of metselaar zou kunnen waargenomen worden. De heer Heijlaerts wijst er op, hoezeer de titularis op de hoogte is van administratie en van zijn ambt, dat hij zoo loffelijk vervult, en verklaart gansch niet het gevoelen te deelen van den voorzitter, dat een meesterknecht of metselaar de taak van directeur der gemeente-reiniging zou kunnen volbrengen. Het voorstel zegt spreker door hem gedaangeschiedt in hoedanigheid van lid van den gemeenteraad. Daardoor gaat hij de commissie niet voorbijvan wie het door haar te doene voorstel gaarne zal verwacht worden. De heer Rombouts wil niets afdingen op de verdiensten van den titularis. Hij doet zijn plicht, maar dat iseisch, en door zijn plicht te betrachten smaakt hij zelftevreden heid en verkrijgt hij goede resultaten. Bij de benoeming van den directeur is hem gegarandeerd 1000. Hij werd benoemd uit ongeveer 90 sollicitanten. Thans heeft hij '1400 gemaakt, alzoo 40 0 meer dan de som waarop hij aangesteld is, weshalve er geen reden bestaat zijn be looning te verhoogen. De beer Scheltus beeft er op ge wezen dat de directeur niet altijd verzekerd is van 't zelfde inkomen. Dat was ook vroeger zoo en dan werd eene gratificatie toegekend. Thans moet afgewacht worden of de commissie een voorstel doen zal. De Raad moet aan ite commissie, uit zijn eigen midden benoemd, vertrouwen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 451