468 15 December 1894. heeft de commissie niet geantwoord op de haar mede gedeelde klachten. Ook spreker verklaart te zullen stemmen niet op een der voorgestelde candidaten, maar op dr. Kuyper. De heer Van Dam vindt deze manier van bestrijding gevaarlijk. Geen enkel bewijs wordt aangetroffen dat door het aftredend lidden heer Sixniet is gehandeld als behoort of hij niet wenscht aan de grieven te gemoet te komen. Was er zulk bewijs, dan kon er twijfel bestaan, maar nu die bewijzen er niet zijn zou hij voor zich niet op het voorstel willen ingaan. Spreker geeft daarom in overweging te stemmen over de aanbevolen candidaten, zonder dat dit uitsluit dat men zijne stem op een ander persoon kan uitbrengen. De heer Reigersman doet opmerken, dat de aanbevelings lijst is opgemaakt door de commissie van toezicht en daardoor kennelijk het gevoelen der meerderheid wordt uitgedrukt. Het is om die reden dat spreker de aanbevolen candidaten buiten aanmerking zou willen laten. De heer Scheltus zegt, dat door hem het van de commissie ingekomen stuk gelezen is en hem daaruit het gevoelen van de commissie gebleken is. Men spreekt er in van minderheid en meerderheid, zonder verdere aanwijzing. Zoolang nu verklaart spreker hem niet het individueel gevoelen der commissieleden bekend is, zal hij altijd blijven tegenstemmen. Verder niemand der leden ten deze het woord verlan gende, wordt overgegaan tot stemming. Er worden ingeleverd 48 stembriefjes, waarvan 14 be vatten den naam van het aftredend lid, den heer jhr. mr. G. Six en 4 den naam van dr. H. F. Kuyper, zoodat de heer Six voornoemd met volstrekte meerderheid van stem men opnieuw benoemd is als lid van bovengenoemde commissie, en zulks voor den gewonen tijd van zitting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1894 | | pagina 468